donderdag 8 maart 2018

Feedback volgens Hattie en Timpeley (2007)

Feedback is informatie die je krijgt over iets wat je doet.

Echte feedback vult de kloof tussen wat je begrijpt en wat je zou moeten begrijpen. Hattie en Timpeley noemen dit “reducing the discrepancy between current and desired understanding.”



Hattie en Timpeley onderscheiden vier niveaus waarop feedback gegeven kan worden:

1
Taakgericht



Taakgerichte feedback is gericht op het uitvoeren van de taak. Deze vorm is zeer effectief, omdat de student gerichte informatie krijgt over het presteren bij het werken aan een taak (Hattie en Timperley, 2007). Feedback op taakniveau is helemaal effectief wanneer deze de leerling ook zicht geeft welke effectieve strategieën hij kan inzetten om zijn leerdoel (nog) beter te realiseren.

Voorbeeld:

Doordat je je inleiding met een pakkend voorbeeld bent begonnen, is het boeiender geworden om te lezen.

2
Procesgericht


Procesgerichte feedback richt zich op het onderliggende proces die aan de taak ten grondslag ligt. Denk daarbij aan de manier waarop de leerling zijn eigen fouten opspoort of in welke volgorde hij komt tot een oplossing van een vraagstuk. Terugkoppeling op dit procesniveau leert leerlingen hoe zij leren en is ook toe te passen bij andere taken of opdrachten.

Voorbeeld:

Je moet je in het vervolg eerst breder oriënteren op een onderwerp, voordat je een hoofdvraag formuleert.

3
Op zelf-regulatie gericht


Zelfregulerende feedback gaat over de wijze waarop leerlingen hun handelen monitoren en reguleren. Expliciete aandacht voor metacognitieve vaardigheden helpt studenten om hun werk beter aan te pakken. Een leerling leert door deze feedback om zelfstandiger te leren.
Zelfregulatie is het vermogen om aandacht, gevoelens en gedrag te reguleren zodat je effectief aan externe en interne eisen tegemoet kan komen

Voorbeeld:

Lees de volgende keer je antwoorden op de toets eerst nog een keer door, ook al ben je het zat.

4
Op de persoon zelf gericht




Persoonsgericht feedback is gericht op de ‘persoon’ van de leerling. Denk bijvoorbeeld aan opmerkingen als ‘Wat ben je toch een slim kind’ of negatief ‘Jij bent echt een sloddervos’. Hoewel dit soort feedback vaak wordt gegeven, leidt het veelal nooit tot verbeterde resultaten. Feedback moet zich focussen op hetgeen waar de leerling controle over heeft, zodat hij zich hierop kan ontwikkelen.  

Voorbeeld:

Wat ben je toch een slim kind!



Onderzoek onderbouwt het idee dat kwalitatieve feedback meer kan opleveren dan alleen een cijfer geven. Sterker nog, leerlingen leren beter en zijn gemotiveerder als ze feedback krijgen. Cijfers leiden daar zelfs van af.

Dit sluit goed aan bij de resultaten van onderzoek op basis van de Self-Determination Theory. Daaruit blijkt dat intrinsieke motivatie van leerlingen erg kwetsbaar is voor extrinsieke prikkels (zoals deadlines, cijfers en negatief taalgebruik).


donderdag 1 maart 2018

Leren, denken en taal

Op de website van de Fontys hogescholen vond ik de volgende tekst over leren, denken en taal. 

"Taal is een van de belangrijkste, bekendste en meest geavanceerde capaciteiten van ons brein. Dankzij taal heeft de mens en de wereld om ons heen zich in sneltreinvaart weten te ontwikkelen.


Niks is zo verbonden met leren en denken als taal! En toch is de ontwikkeling van taalvaardigheid van leerlingen alleen een onderwerp in de lessen Nederlands of bij de vreemde talen. Leerlingen passen wat ze bij Nederlands leren niet klakkeloos toe bij de andere schoolvakken, terwijl elk schoolvak een groot beroep doet op de taalvaardigheid van leerlingen. Het leren denken binnen (elk vak in de) school zou daarom gepaard moeten gaan met een voortdurende aandacht aan de taal, het gereedschap waarmee je denkt. Dat betekent dat alle leraren meer aandacht moeten krijgen voor het taalprobleem dat leerlingen (on(der)bewust) ervaren.

Ten onrechte wordt ervan uitgegaan dat de leerlingen het Nederlands voldoende beheersen om de lessen op school te kunnen volgen, waardoor er een grote kloof ontstaat tussen dat wat leerlingen leren bij elk schoolvak en dat wat ze hadden kunnen leren (het potentieel). Samen met de hele school kun je dit aan de oppervlakte liggende probleem bij nagenoeg elk vak aanpakken, middels een goed doordacht en breed gedragen taalbeleid.

Lerarenopleidingen zijn zich bewust van dit taalprobleem bij alle vakken. Of positief gesteld, zij zijn zich bewust van het gegeven dat leerlingen kansrijker worden met een gedegen taalvaardigheid. Lerarenopleidingen leiden onze studenten daarom op met onderwerpen als taalbeleid, dyslexie (voor álle lerarenopleidingen, dus niet alleen Nederlands) en NT2. Maar eenmaal binnen het werkveld verzandt deze kennis bij een oud-student al snel wanneer deze op een school komt te werken die taalbeleid niet hoog op de agenda heeft staan. Toch merken de lerarenopleidingen aan de vragen van ons omringende scholen dat 
ze inzien dat de belabberde taalvaardigheid van leerlingen schoolsucces in de weg staan."


Uitgangspunten bij het concept “leren, denken en taal”.

  • Taal is cruciaal bij het leren.
  • Taal geeft het denken vorm.
  • Betere taalvaardigheid leidt tot betere schoolprestaties bij alle vakken.
  • Om de schoolprestaties te verbeteren is aandacht voor taal bij alle vakken onontbeerlijk.