vrijdag 4 september 2015

Jongens

Historica Angela Crott publiceerde een boek waarin ze honderd jaar opvoedingsliteratuur analyseerde. 

Jongens hebben het moeilijk: ze halen lagere cijfers dan meisjes, haken eerder af op school, en volgen een opleiding op een lager niveau. Ook hebben steeds meer jongens ADHD, en ritalin wordt schrikbarend vaak voorgeschreven. Maar volgens historica Angela Crott is er met de jongens van tegenwoordig niets aan de hand, en bestaat ADHD niet.

Aan de hand van honderd jaar opvoedingsliteratuur en haar eigen ervaring als onderwijzeres en moeder van twee zoons, schetst Crott onze veranderende samenleving, die typisch jongensgedrag steeds minder waardeert. 

Jongens hebben geen probleem, wij hebben een probleem met jongens. De eisen die ouders, school en de maatschappij aan jongens stellen doen hun geen goed. Wat hebben jongens wel nodig? Later naar de crèche, stevig ouderlijk gezag, korter en gescheiden onderwijs, en meer begrip voor jongenseigenschappen. 


Angela Crott (1955) is oud-onderwijzeres, historica en moeder van twee zoons. In 2011 promoveerde ze aan de Radboud Universiteit Nijmegen op het proefschrift 'Van hoop des vaderlands naar ADHD'er. Het beeld van de jongen in opvoedingsliteratuur (1882-2005). 

http://repository.ubn.ru.nl/bitstream/handle/2066/91316/91316.pdf

http://www.ru.nl/@832494/hoop-des-vaderlands/

Hoe is door de decennia heen de beeldvorming over jongens en jongensgedrag veranderd?

Vier jongenseigenschappen worden in de 171 boeken die ze bestudeerde steeds weer genoemd:

1. Baldadigheid of kattenkwaad;

2. Hoogmoed of grootspraak;

3. Ledigheid of luiheid;

4. Zwijgzaamheid of verlegenheid

Het zijn lastige eigenschappen voor de opvoeder en de maatschappij. Zo wordt jongensachtig gedrag vaak ervaren als problematisch gedrag. Crott ziet ook trends in het denken over jongens:

- Tot 1970 overheerst het ‘boys will be boys’-discours: Jongens zijn nu eenmaal jongens.

- Na 1970 komt hier het ‘failing school’-discours bij: het ligt aan de school.

- En vanaf 1980 het ‘poor boys’-discours: het komt door de vele vrouwen, ofwel de feminisering van het onderwijs.

- Anno 2013 zoeken we antwoorden in een combinatie van deze driediscoursen, in combinatie met nieuwe inzichten in hersenontwikkelingen verschillen in leerstijlen tussen jongens en meisjes.


‘Jongensachtige’ leerstijl:
‘Meisjesachtige’ leerstijl:
• ‘Trial and error’ of onderzoekend (proberen en zien waar het schip strandt)

Jongens zijn soms al begonnen zonder dat je ze alles uitgelegd hebt. Dit is kan zowel heel onhandig zijn als zeer assertief. Het kan ook leiden tot een zeer creatieve uitkomst. Geef soms ruimte aan dit onderzoek, maar wees ook wat strenger als dat dat niet gewenst is.

• Stap voor stap, met duidelijke instructie


Meisjes hebben de neiging alles stapsgewijs aan te willen pakken. Ook
willen ze graag alle informatie hebben voordat ze aan de slag
kunnen/willen. Probeer hier dus bewust een keuze in te maken. Soms wil
je ze namelijk ook wel uitdagen om het onderzoek aan te gaan.

• Uitdaging zoeken

Jongens hebben de neiging om nieuwe dingen te willen proberen en lijken sneller verveeld. Zorg dus voor de nodige afwisseling. Zorg wel dat je een veilige plek biedt waar ze zich veilig voelen als er iets mis gegaan is. Stimuleer de uitdaging en wees een vangnet bij teleurstellingen.

• Veiligheid

Meisjes leren beter in een bekende situatie waar ze weten wat er van
ze verwacht wordt. Bouw dus een goede band en vertrouwen op voordat je
ze in het diepe gooit.
• Competitie zoeken 

Ook de strijd aangaan met zichzelf (vergelijken met eerdere prestaties) kan gezien worden als competitie. Blijf jongens uitdagen meer uit zichzelf te halen.

• Samenwerken

Meisjes werken over het algemeen liever samen dan jongens. Daag beide
uit om met samenwerkopdrachten, maar ook met opdrachten die alleen
uitgevoerd moeten worden.

• Behoefte aan directe feedback

Jongens willen graag tijdens de opdracht weten of ze het goed doen of niet. Probeer ze dus ook te sturen tijdens het proces en de leeropbrengst schiet omhoog. Een open deur, maar doe dit wel
opbouwend!

• ‘Wat vind je er zelf van’ feedback

In tegenstelling tot de directe feedback bij de jongens, vinden
meisjes het fijn om er zelf over na te denken en een nieuwe keuze te
maken aan de hand van reflectie. Wacht dus vaker af en praat er na de
tijd samen nog eens over. Leren gegarandeerd!



Henno Oldenbeuving van YoungWorks, geeft de volgende adviezen:

1. Ontwikkel feeling voor sekseverschillen binnen de school

Práát over het onderwerp ‘sekseverschillen en onderwijs’. Accepteer dat de jongens in de klas zich anders kunnen gedragen en probeer dat ook anders te duiden.

2. Wees verwachtingsvol naar jongens

Elke leerling wil gezien worden en niet alleen bekeken. Bij jongens is die behoefte aan bevestiging en vertrouwen dat het beter kan nog groter. Geef aan dat je er vertrouwen in hebt dat er met een andere aanpak meer in de leerling zit en dat je daar natuurlijk bij wilt helpen.

3. Heb begrip voor beweeglijkheid

Jongens willen meer bewegen (dingen aanraken, wiebelen) en dat is goed voor ze. Zo breken stresshormonen als adrenaline af. Dat vindt een leraar misschien lastig en op de vraag ‘waarom ze bewegen’ hebben de jongens geen antwoord! ‘Uh, gewoon’. Maar ergernis en boze reacties versterken enkel de stress. Gebruik regelmatig actieve lesvormen waarbij staan en bewegen is toegestaan.

4. Bied duidelijke grenzen, maar mét ruimte voor experiment

Een klas vol volgzame leerlingen is niet realistisch. Pubers, en vooral jongens, moeten grenzen opzoeken om te groeien en te zoeken. De grote mond vraagt zeker om een correctie, een grens, maar wel eentje met een glimlach in gedachte, ferm en duidelijk.

5. Dwing jongens niet in het verkeerde format

In de hersenontwikkeling lopen jongens gemiddeld 1,5 jaar achter op meiden. Houd hier rekening mee. Geef jongens binnen het onderwijs meer afwisseling (kortere aandachtsboog). Faseer de taken en geef meer feedback in korte intervallen. Verleng gradueel zodat ze vaardigheden als ‘uitstel van bevrediging’, ‘plannen’ en ‘organiseren’ geleidelijk leren. Jongens zijn ook minder talig dan meisjes. Stimuleer hun taalgevoel door voortdurende uitdaging en oefening; duidelijke directe feedback en herfrasering. Geef korte en heldere aanwijzingen.

6. Als ‘t klaar is is ‘t klaar

De frustratieboog loopt bij jongens vaak anders dan bij meisjes. Veel jongens kunnen in korte tijd heel boos of opgewonden raken. Ze gaan dan met deuren slaan of worden brutaal. Zo’n uitval kan ook net zo
snel weer verdwijnen. Vraag niet om een gedragsverandering op de piek van zo’n fase maar gun jongens een time-out. Bespreek het voorval op een later moment en maak afspraken. En dan is het kláár. Neem dat
woord ‘klaar’ ook heel serieus en geef jongens zo vertrouwen dat je weer op warme voet verder kan.

7. Probeer afgang te voorkomen

Jongens zijn heel gevoelig voor hun plek in de groep. Falen ervaren ze als gezichtsverlies. Probeer een publieke afgang daarom te voorkomen; dit geeft alleen maar weerstand en kan een ‘schoolallergie’ veroorzaken. En dan winnen andere interesses als voetbal en vrienden het uiteindelijk van school.

8. Intrinsieke motivatie extra belangrijk

Veel jongens zijn op zoek naar stimulerende beelden van mannelijkheid: Wat kan ik, wat wil, wat kan ik willen? Breng ze in contact met mannelijke rolmodellen en bespreek wat ze motiveert. Help ze met kiezen, nu en later in hun onderwijscarrière.