woensdag 25 november 2015

Hoe verbeter je de motivatie van een leerling?

Door het motivatiecontinuüm van Deci & Ryan wordt duidelijk dat motivatie meer is dan alleen de uitersten van totaal niet gemotiveerd zijn (amotivatie) en juist heel erg gemotiveerd zijn  (intrinsieke motivatie) om iets te doen. In de Self-Determination Theory (SDT) leggen Deci & Ryan uit dat er drie belangrijke pijlers zijn om tot intrinsieke motivatie te komen. Deze drie pijlers, of psychologische voorwaarden, zijn:


Competentie

De behoefte van personen, van leerlingen om grip te hebben op hun omgeving, om die omgeving te begrijpen. Zich competent voelen is dan vooral het gevoel hebben dat je iets kunt of beheerst, weet wat er van je wordt verwacht en waar je aan toe bent. Ook gaat het om het gevoel, de waarneming, dat je weet hoe met anderen in je omgeving om te gaan;


Competentie (vaak opgevat als structuur waarbij er heldere doelen en verwachtingen worden gesteld aan leerlingen waardoor zij beter in staat zijn een leeractiviteit uit te voeren / competent voelen / vraag: waar was dit kind goed in?). Leren verloopt makkelijker als de leerling voelt dat hij/zij vooruitgaat en competenter wordt. (Ik kan iets, ik heb succeservaringen, ik kan zelf het verschil maken).





Structuur: informatie die een leerling krijgt over wat er van hem/haar wordt verwacht in een les. Bijvoorbeeld door:

•Te vertellen over hoe de les eruit ziet,
•en welke leerstof aan bod komt,
•Aan te geven wat er van leerlingen wordt verwacht,
•en hoe ze dat kunnen bereiken,
•Werkwijzen die worden ingezet toe te lichten,
•Duidelijke instructie/uitleg te geven en oplossingswijzen voor te doen,
•Te checken wat leerlingen zelf al weten,
•Leerlingen te laten reflecteren op wat ze hebben geleerd,
•Zich responsief, vragend op te stellen naar leerlingen,


Autonomie

De behoefte van leerlingen om controle te hebben over en invloed te kunnen uitoefenen op hun omgeving. De behoefte om autonoom te kunnen handelen. Zich autonoom voelen heeft te maken met het gevoel hebben dat je mag kiezen, dat je iets zelf kunt bepalen, zelf zaken kunt/mag reguleren;


Autonomie (vaak opgevat als keuzevrijheid / zelf doen / vraag: waarin werd het kind belemmerd?) Leren verloopt makkelijker als veel autonomie / psychologische vrijheid wordt aangeboden. (Zelf in handen hebben, geen hulpeloosheid, mezelf mogen zijn, niet faken).





Stimuleren en ondersteunen van autonoom gedrag: de mate waarin een leerling het gevoel heeft zelf keuzes te mogen maken en hierin te worden ondersteund, bijvoorbeeld door:

•Leerlingen ruimte te geven opdrachten op hun eigen manier te maken,
•Waar mogelijk aan te sluiten bij eigen interesses van leerlingen,
•Een actieve leerhouding te stimuleren,
•Leerlingen altijd (de mogelijkheid tot) ondersteuning te geven bij
het uitvoeren van (zelf gekozen) opdrachten,
•Leerlingen aan te moedigen in groepen naar eigen keuze te werken,
•Leerlingen uit te nodigen kritisch en creatief na te denken over opdrachten,



Relatie

De behoefte van een persoon, een leerling bij de groep te horen en vervolgens het gevoel dat je erbij hoort, dat dit jouw klas is, en dat een ander, zoals bijvoorbeeld de leraar op jou betrokken is, dat je mag zijn wie je bent.


Relatie (vaak opgevat als het uiten van waardering voor de leerling / samen met anderen / vraag: wat had dit kind nodig?). Leren verloopt makkelijker als de leerling gesteund door anderen = ervaren van warmte en een hechte band (Ik kan rekenen op anderen, ik ben niet alleen, ik krijg erkenning).




Betrokkenheid op leerlingen te tonen, bijvoorbeeld door:

•Te laten merken het leuk te vinden aan alle leerlingen van de klas les te mogen geven,
•Op de hoogte te zijn van bijzondere gebeurtenissen van leerlingen,
•Te weten wat voor een leerling belangrijk is,
•Interesses van leerlingen kennen,
•Aandacht te hebben voor alle leerlingen in de klas,
•Namen van leerlingen kennen,
•Leerlingen te vertrouwen op hun inzet.

Leraren die hierin een goede balans weten te creëren en daarmee aan alle drie de basisbehoeften van leerlingen tegemoet komen zullen bij hun leerlingen meer taakbetrokkenheid en eigenaarschap van het leren (engagement) realiseren.

vrijdag 23 oktober 2015

What Do We Know About Economic Development?

What Do We Know About Economic Development? 
What Do We Know About Cities and Networks?
How are they linked?

Peter Gordon, USC Price.


Our world in data

Life around the world is changing rapidly – here you find the data visualizations that show you how. Our World In Data covers a wide range of topics and visualizes the empirical evidence of how living standards changed over the last decades, centuries, and millennia.

http://ourworldindata.org/

maandag 5 oktober 2015

Top en Flop Leerstrategieën - Paul Kirschner

Tik ‘leerstrategie’ in op Google en binnen 0,36 seconden heb je 107.000 treffers, bij ‘learning strategies’ zijn dat er maar liefst 3.520.000 in 0,42 seconden. Al 125 jaar bestuderen wij hoe mensen leren en hoe ons geheugen functioneert. Dat leverde veel ‘leermethoden’ op. Een paar zijn gebleven, velen zijn een zachte dood gestorven. En er zijn ook leerstrategieën die, al zijn ze lang geleden fout bevonden, toch overal in gebruik zijn. Een voorbeeld is het memoriseren (letterlijk uit je hoofd leren) van teksten. Het zou ons geheugen verbeteren: zo zouden we ook andere dingen beter onthouden. Alsof onze hersenen spieren zijn die getraind kunnen worden. En dat klopt dus helemaal niet, zo bewees William James – een van de grondleggers van de onderwijspsychologie – al in 1890. E.L. Thorndike kwam in 1901 tot dezelfde conclusie. Maar mooi dat sindsdien nog hele volksstammen teksten uit het hoofd hebben moeten leren en misschien nog steeds wel moeten.

Wat werkt dan wel? Dat antwoord vinden we in twee recente artikelen uit de gerenommeerde vakbladen Journal of Applied Research in Memory and Cognition en Psychological Science in the Public Interest. Hierin worden tien strategieën die redelijk goedkoop (in tijd en geld) zijn en bruikbaar in verschillende situaties, onder de loep genomen. Van deze tien bleken er vijf (redelijk) effectief en vijf niet.

De vijf strategieën die wel werken zijn (in volgorde van bewezen effectiviteit en efficiëntie):

1. Gedistribueerd oefenen: Verspreid het studeren over een langere periode in plaats van langdurig aaneen te blokken voor een tentamen. Het is zelfs zo dat langere pauzes (bijvoorbeeld een of meer dagen) tussen het oefenen beter zijn dan kortere. Door ‘vrijaf’ te nemen tussen de leersessies herinnert de leerling de voorgaande leersessie beter: het geheugenspoor wordt versterkt.

2. Oefentoetsen: Laat leerlingen oefenen met het terughalen van wat zij moeten leren. Zo houden zij die informatie beter paraat waardoor zij niet alleen beter in staat zijn om die informatie weer op te halen wanneer die nodig/gevraagd is, maar ook om die informatie te gebruiken/toe te passen in andere, vergelijkbare situaties (betere transfer).

3. Overlappend oefenen: Laat het bestuderen van en/of oefenen met een onderwerp overlappen met het bestuderen van/ oefenen met andere onderwerpen. Denk hier aan het leren berekenen van de inhoud van verschillende objecten zoals een kubus, een piramide, een cilinder en een bol. Bij overlappend oefenen leg je niet eerst de formule voor deze vier vormen afzonderlijk uit en ga je daarna oefenen, maar leg je de formules van alle vier uit, gevolgd door afwisselend oefenen. In Ten Steps to Complex Learning, het boek dat ik samen met Jeroen van Merriënboer schreef, noemen we dat oefenvariatie (variability of practice) en leggen precies uit hoe en waarom dit werkt.

4. Uitweidend bevragen: Daag een leerling (of jezelf) steeds uit om, bijvoorbeeld, aan te geven waarom iets dat hij leert het geval is. Deze strategie blijkt te werken omdat het de integratie van nieuwe informatie in bestaande schema’s – voorkennis – in het geheugen vergemakkelijkt (Piaget noemde dit assimilatie).

5. Zelf uitleg geven: Laat een leerling zichzelf bevragen en laat hem een proces of procedure aan zichzelf uitleggen. De vraag kan algemeen zijn – ‘Wat heeft wat je net las te maken met wat je al weet?’ – of inhoudsspecifiek ‘Waarom is de teller 4 en de noemer 9 in deze stap van de oplossing?’ Deze strategie lijkt op de vorige en de beredenering van de effecten is ook vergelijkbaar.

Vijf strategieën kwamen als slechtste uit de bus. Voor de eerste drie is geen enkel bewijs dat ze effectief dan wel efficiënt zouden zijn:

1. Verbeelden: Hierbij vraag je de leerling in zijn/haar hoofd te verbeelden wat er gelezen en/of geleerd moet worden. We kunnen spreken van een grensgeval. Het blijkt namelijk wel goed te kunnen werken, maar alleen met verbeeldingsvriendelijke (dus vaak concrete) leerstof. Bovendien werkt het wel voor het je kunnen herinneren, maar niet voor het kunnen toepassen van het geleerde.

2. Ezelsbruggen: Deze strategie wordt vaak gebruikt om de betekenis of vertaling van woorden of de terminologie van een vakgebied te leren: de lerende bedenkt een ‘sleutel’ in het ene woord en verbindt die aan het andere woord. Denk aan het moeten leren van de namen van verschillende tanden en kiezen in het Engels. Het woord dat geleerd moet worden is ‘molar’. De leerling moet denken aan / verbeelden van het ‘malen’ van iets (de functie van een molar), dit lijkt op molar en voilà, het wordt geleerd. Helaas lijkt (hoezo hier ‘lijkt’?)deze tijdrovende strategie niet echt effectief en zeker niet efficiënt.

3. Samenvatten: Hierbij wordt de leerling gevraagd om een tekst in het kort weer te geven, bijvoorbeeld de hoofdpunten of hoofdthema’s in een tekst op te schrijven. Hoewel het leren samenvatten een doel op zich kan zijn, blijkt er weinig bewijs te zijn dat het tot beter leren en toepassen van de leerstof leidt. Het werkt wel wanneer de lerende zeer vaardig is in het samenvatten (wat meestal niet het geval is bij kinderen).

En nu – houd u vast – de twee leerstrategieën die gewoon niet effectief zijn:

4. Highlighten en onderstrepen: Elke leraar kent teksten waarin de leerling van alles en nog wat heeft onderstreept tot en met bladzijden waarbij een regenboog aan kleurenhighlighters gebruikt is. Deze strategie doet weinig tot niets om leerprestaties te verhogen.

5. Herlezen: Dit is misschien wel de meest toegepaste en ook aanbevolen strategie om een tekst beter te leren en te begrijpen. Maar herlezen heeft bijna alleen een positief effect op het memoriseren van wat er in een tekst staat, maar niet op het begrijpen, laat staan op het toepassen daarvan.

Roediger en Pyc (2012) nemen in hun artikel ‘Inexpensive techniques to improve education’ deze top 5 en bespreken hoe de technieken gebaseerd op het cognitiefpsychologische onderzoek daarbij toegepast kunnen worden om het onderwijs te verbeteren. Hun artikel wordt gevolgd door commentaren van vijf vooraanstaande wetenschappers die zowel ondersteuning als enige voetangels en klemmen aan het licht brengen.

Wat als een paal boven water blijft staan, is dat goed onderzoek naar hoe men leert veel kan bijdragen aan het verbeteren van het onderwijs, van groep 1 tot en met de masteropleiding.

Ach, wat kan wetenschap leuk zijn!

Dunlosky, J., Rawson, K. A., Marsh, E. J., Nathan, N. J., & Willingham, D. T. (2013). Improving students’ learning with effective learning techniques: Promising directions from cognitive and educational psychology. Psychological Science in the Public Interest, 14(1), 4 58.

Roediger, H. L. III, & Pyc, M. A. (2012). Inexpensive techniques to improve education: Applying Cognitive Psychology to enhance educational practice. Journal of Applied Research in Memory and Cognition, 1, 242-248.

Van Merriënboer, J. J. G., & Kirschner, P. A. (2012). Ten steps to complex learning (Second edition). New York: Taylor & Francis.

http://onderzoekonderwijs.net/2013/04/05/top-en-flop-leerstrategieen/

zondag 4 oktober 2015

Gino Camp over effectieve leerstrategie

 Dr. Eric Kluijfhout spreekt met dr. Gino Camp over effectieve leerstrategie.



Dhr. Gino Camp noemt in de masterclasslezing ‘Effectieve leerstrategieën’ onderstaande tien leerstrategieën gebaseerd op een monografie van Dunlosky, Rawson, Marsh, Nathan en Willingham (2013) met beschrijvingen en onderzoeken rondom (de effectiviteit van) tien leerstrategieën onder basisschoolleerlingen, scholieren en studenten (adolescenten). Het doel van de monografie is om de lerenden aan te sporen tot de meest geschikte, effectieve leerstrategie(ën) voor een (specifieke) leertaak. Deze auteurs hebben in een meta-analyse om de effectiviteit van de tien leerstrategieën te bepalen, de bruikbaarheid en (potentiële) beperkingen per strategie gegeneraliseerd over vier categorieën, namelijk leermaterialen, leercondities, student karakteristieken en criterium taken, onder diverse doelgroepen.


Leerstrategieën. Effectiviteit
1. Spreiden van leer- en oefenmomenten over de tijd. ++
2. (Zichzelf) Toetsen: het ophalen van de eerder geleerde stof uit het geheugen. ++
3. Zelfverklaren: hardop uitleggen van nieuwe stof aan jezelf of anderen. +
4. Elaboratieve ondervraging: uitleggen waarom een bepaald feit waar is. +
5. Variatie in vraagtypen door verschillende soorten problemen en materialen tijdens het oefenen. +
6. Visualiseren: een mentale voorstelling vormen van de stof tijdens het lezen of luisteren. -
7. Samenvatting schrijven van de lesstof. -
8. Arceren / Onderstrepen van mogelijk belangrijke informatie. -
9. Herbestuderen van de lesstof. -
10. Kernwoorden of sleutelbegrippen genereren over de stof. -

http://portal.ou.nl/web/topic-effectieve-leerstrategieen/blog/-/asset_publisher/UcI9/blog/id/31701495

Effectiveness
Method
High Effective
· Practice Testing
· Distributed Learning
Moderate Effectiveness
· Elaborate Interrogation
· Self-Explanation
· Interleaved Practice
Low Effectiveness
· Summarisation
· Highlighting/Underlining
· Keyword mnemonic
· Imagery for Test
· Re-Reading




The Ineffective Ones

Hier volgen vijf methoden die een laag rapportcijfer krijgen omdat ze inefficiënt zijn of alleen nut hebben bij bepaalde vormen van leren en wanneer de stof slechts korte tijd onthouden hoeft te worden. Naar eigen zeggen hebben de meeste leerlingen de gewoonte de tekst verschillende keren te herlezen en bepaalde woorden en zinnen te onderstrepen of te markeren met een viltstift. Deze methoden leiden echter niet in alle gevallen tot betere studieprestaties en ze houden de leerlingen af van een meer productieve aanpak. De hier vermelde methoden zijn eigenlijk een vorm van tijdverspilling.

1. Summarization

Samenvatting

Students are often required to learn large amounts of material and summarization is a technique that involves having students write summaries identifying the main points of a text and capturing the gist of it while excluding unimportant or repetitive material. Summarization may boost learning and retention because it involves attending to and extracting the higherlevel meaning of the material.

•          Samenvatten – Goede summarizing skills zijn noodzakelijk - de kwaliteit van de samenvatting is uitermate belangrijk OEFENEN IN HET SAMENVATTINGEN MAKEN (summarization en note-taking hebben wel effect). Het grootste nadeel van samenvatten is dat het veel oefening vereist en derhalve vaak niet effect is.

2. Highlighting and Underlining

This is one of the most common techniques used by students and this may be due to the fact it is simple, does not require training or the investment of much time beyond what is already required for reading the material. One explanation for the use of highlighting, points to the ‘isolation effect’ whereby highlighted or underlined text will be more easily remembered as it is separated from the rest of the text. The reality is that highlighting does little to boost performance in tests and in fact in some circumstances it may actually hurt performance!

•          Arceren/onderstrepen –(uit onderzoek blijkt dat het weinig effect heeft, men concentreert te veel op de gearceerde delen van de tekst) 
3. The keyword mnemonic

trefwoorden visualiseren
This strategy was originally developed for learning new languages or vocabulary and involves the learner making a connection between a new word and an image involving a related word that serves as a "key" to remember the new word. The technique has been developed to work with many kinds of material. The downsides of this technique were that it may not produce long-lasting results and it wasn’t clear whether students would benefit from the technique when they have to generate the keywords themselves.

 •          Kernwoorden genereren
4. Imagery use for text learning

de tekst visualiseren
This technique involves mentally imagining the content of each paragraph of text using simple and clear mental images. Developing such images can enhance one’s mental organisation or integration of information in the text. It was felt that this technique was only really effective when using text material that was imagery-friendly.


5. Rereading

Herlezen
Another technique which is commonly used by students is the rereading of material, whether it is an entire chapter, or just sections. Theoretically it has been suggested that rereading may simply increase the total amount of information encoded, whilst others claim that it increases understanding of the main ideas of the text. Although there are benefits to rereading text material its benefits in other contexts is not well documented.

•          Herbestuderen

The Moderately Effective Ones

De volgende drie methoden hebben ook enthousiaste aanhangers, maar ze komen toch niet in aanmerking voor de hoofdprijs, in veel gevallen omdat er te weinig wetenschappelijk bewijs is verzameld om hun effectiviteit te ondersteunen. Sommige methoden, zoals elaborative interrogation en self-explanation, zijn onvoldoende getest in onderwijssituaties in de echte wereld. Een andere methode die de laatste tijd in opkomst is, de zogeheten interleaved practice, wordt pas sinds kort systematisch bestudeerd. Niettemin lijken ze wel zo veel potentie te bezitten dat we ze wel durven aan raden – althans voor bepaalde situaties, die we hieronder kort zullen behandelen.



6. Self-Explanation

Zelf de stof uitleggen

The core component of self-explanation involves having students explain some aspect of their processing during learning. Similar to elaborative interrogation, self-explanation may enhance learning by supporting the integration of new information with existing prior knowledge. This technique has been shown to be effective over wide age ranges and to have effects on a large range of learning outcomes, including various measures of memory, comprehension, and transfer. It was however marked down because it was believed that the effectiveness could be linked to a learner’s knowledge or ability level.

•          Zelfverklaren + Zelfverklaren is aan jezelf hardop uitleggen waarom je bepaalde dingen aan het doen bent of hoe iets in elkaar zit. Leerlingen integreren bestaande informatie aan nieuwe informatie.  Het aan anderen uitleggen of vragen stellen aan elkaar heeft net als zelfverklaren hetzelfde positieve leereffect, koppelen ook bestaande informatie aan nieuwe informatie.

Het geheugen is geen bak met losse informatie. Het geheugen is beter te vergelijken met een structuur die bestaat uit verbindingen. Hoe meer verbindingen je legt bij het opnemen van nieuwe informatie, hoe makkelijker de informatie weer op te halen is. Dat leggen van verbindingen kun je actief doen, door voorbeelden te bedenken, links te leggen met je dagelijkse ervaring en met wat je al weet.

7. Elaborative Interrogation

Blijven doorvragen
Elaborative interrogation (EI) is concerned with asking ‘why’. Humans have a natural tendency to be inquisitive and ask questions. Elaborative interrogation is a technique which attempts to capitalise on this inherent drive for understanding and there is much evidence to suggest that explanatory questioning can promote learning. It is a simple strategy that involves, for example, reading a fact and asking ‘Why would that be true’ and then trying to generate or find out the answer. The explanation for why this technique is successful is that elaborative interrogation enhances learning by supporting the integration of new information with existing prior knowledge. Interestingly research suggests that the answers generated to the why questions are not important as long as they are reasonable.

Laat de leerling uitleggen waarom een bepaald feit waar is.

8. Interleaved practice

Switchen tussen verschillende onderwerpen
The vast majority of students will be required to learn content from many different subtopics or problems of many different kinds. In trying to learn lots of different material a common approach involves blocking. Blocking comprises studying all content from one subtopic or all problems of one type before the moving on to the next set of material. In contrast, interleaved practice, involves students alternating their practice of different kinds of items or problems. One reason why interleaved practice may be beneficial is that it allows students to more readily compare different kinds of problems. Another possible explanation is based on the retrieval from long-term memory that is afforded by interleaved practice. Whilst effective, it was felt that a lot more work was required to better understand the effects and which situations it would best suit.

Varieer bij het oefenen van verschillende soorten problemen en materialen. Voorkom eenvormigheid

The Highly Effective Ones

9. Practice Testing

Jezelf overhoren

Leidt tot betere studieresultaten en krijgt daarom een hoog rapportcijfer.


•          Jezelf toetsen 
Veel leerlingen gebruiken de methode om het geleerde nogmaals te leren (herbestuderen = stampen). Uit onderzoek blijkt dat het veel effectiever is om het geleerde te toetsen (bijvoorbeeld: ik probeer op te halen wat ik net heb geleerd of doordat een docent een korte toets maakt voor de leerlingen (formatieve toetsen)).

Het gaat hierbij dus niet om een officiële eind-toets maar testen die je zelf inbouwt tijdens het leren. Mogelijkheden om dit te doen zijn
•          je stel vragen over de stof aan een studiemaatje en andersom
•          je bedekt de stof en vertelt in eigen woorden wat je hebt gelezen/geleerd
•          je mixt de voorbeelden uit de verschillende hoofdstukken en je vraagt jezelf de theorie die het voorbeeld illustreert erbij te vertellen
•          je past de kennis toe in een andere context
 

Practice testing involves completing a test as a practice activity and could involve practicing recall of target information via the use of actual or virtual flashcards, completing practice problems or questions included at the end of textbook chapters, or completing practice tests included in the electronic supplemental materials that increasingly accompany textbooks.
Practice testing may make it easy to retrieve subsequent information and may also enhance how well students mentally process and organize information. Practice testing has been shown to have a positive effect across a range of contexts and it is a technique that is not particularly time intensive and requires little training.

Jezelf overhoren. Leidt tot betere studieresultaten en krijgt daarom een hoog rapportcijfer.

Hoe werkt het?
Een scholier hoeft niet te wachten op het echte proefwerk of examen, maar kan ook zichzelf thuis oefentests afnemen. Dat kan bijvoorbeeld door gebruik te maken van geheugenkaartjes (van karton of in digitale vorm) of met behulp van de voorbeeldvragen aan het eind van een hoofdstuk in het studieboek. De meeste leerlingen zijn bepaald niet dol op tests, maar uit honderden experimenten is gebleken dat oefentests de leerprestaties verbeteren en dat de leerstof beter blijft hangen. Bij een van die experimenten moesten leerlingen woordparen uit het hoofd leren. De helft van die woordparen werd vervolgens overhoord. Een week later konden de leerlingen zich van de woordparen die waren overhoord nog 35 procent herinneren en van de niet-overhoorde slechts vier procent. Bij een ander experiment kregen leerlingen paren van een Engels woord en een woord in het Swahili voorgelegd, waarna ze ofwel werden overhoord, ofwel de woordparen opnieuw mochten bekijken. Van de woordparen die waren overhoord onthielden ze 80 procent, van de woordparen die ze opnieuw hadden bekeken slechts 36 procent. Een mogelijke verklaring voor dit effect is dat oefentests een mentale zoektocht in het langetermijngeheugen op gang brengen, waardoor verwante informatie wordt geactiveerd, wat er weer toe leidt dat er meerdere geheugenroutes ontstaan, zodat de informatie gemakkelijker toegankelijk wordt.

Wanneer werkt het?
Iedereen, van kleuterschoolleerlingen tot vierdejaars medicijnenstudenten of volwassenen van middelbare leeftijd, heeft baat bij deze leermethode. Ze kan gebruikt worden voor allerlei soorten feitenkennis, zoals het leren van woorden in een vreemde taal, het maken van spellinglijsten en het in het geheugen prenten van de componenten van een bloem. Zelfs mensen met alzheimer kunnen met deze methode dingen beter onthouden. Korte, regelmatig herhaalde tests zijn het effectiefst, vooral wanneer de student feedback krijgt met betrekking tot de juiste antwoorden.

Oefentests werken zelfs wanneer ze in een andere vorm zijn gegoten dan het echte proefwerk of examen. De gunstige effecten kunnen maanden of jaren aanhouden. Dat is fantastisch nieuws, aangezien het heel belangrijk is dat verworven kennis gedurende lange tijd beschikbaar blijft.

Is het praktisch?
Ja. Deze methode vergt niet al te veel tijd en vrijwel geen training.

Hoe moet ik de methode toepassen?
Dat kan bijvoorbeeld met geheugenkaartjes, waarbij op de voorkant een vraag staat en op de achterkant het antwoord, of volgens het Cornell-systeem. Dat houdt in dat u tijdens de les aantekeningen maakt en in een verticale kolom in de marge van uw notitieblok vragen en trefwoorden noteert. U kunt uzelf dan later overhoren door de aantekeningen te bedekken en te proberen de vragen te beantwoorden of de trefwoorden toe te lichten.

Waardering
Zeer goed bruikbaar. Deze methode werkt bij een breed scala van vakken, bij verschillende lesmethoden, bij mensen van uiteenlopende leeftijden en zowel voor kennis die maar kort onthouden hoeft te worden als voor kennis die permanent in het geheugen moet worden opgeslagen.


10. Distributed Practice

Gespreid leren
Verdeel het studeren over een langere periode.

Whilst cramming before a test is commonplace among students it is generally acknowledged that distributing learning over time (either within a single study session or across sessions) typically benefits long-term retention more than massing learning opportunities in close succession. Distributed-practice effects may occur because the processing of material during a second learning opportunity suffers when it is close in time to the original learning episode. Basically, students do not have to work very hard to reread notes or retrieve something from memory when they have just completed this same activity, and furthermore, they may be misled by the ease of this second task and think they know the material better than they really do. Others suggest that the second learning opportunity may be more effective once the initial learning has been consolidated. It is a technique that works across students of different ages, with a wide variety of materials, on the majority of measures, and over long delays.

•          Spreiden van leermomenten + Wat werkt beter a-a-a-b-b-b-c-c-c-d-d-d (=massing) of a-b-c-d-a-b-c-d-a-b-c-d (=spacing) (de laatste manier van spacing (bijvoorbeeld verspreidt over meerdere dagen) is veel efficiënter).

Stel je hebt 3 dingen A, B en C te doen of te leren. In plaats AAA BBB CCC kun je beter de volgorde veranderen in ABC ABC ABC. De tijdsbesteding blijft hetzelfde maar het leereffect wordt vergroot.
Hoe meer je spreidt in de tijd, (dagen, weken, maanden), hoe langer je het onthoudt. Met stamp-werk kun je de volgende dag een voldoende halen, maar een jaar later ben je alles weer vergeten.
 


Conclusies
Waarom hanteren scholieren geen effectievere studiemethoden? Blijkbaar brengen de docenten hen niet de beste methoden bij, omdat ze daar zelf tijdens hun opleiding niets over geleerd hebben. Toen wij zes leerboeken over onderwijspsychologie analyseerden, ontdekten we dat slechts één methode – ‘trefwoorden als geheugensteuntje’ – in alle zes boeken werd vermeld. Geen van de leerboeken gaf duidelijke aanwijzingen voor wat betreft het toepassen, de effectiviteit of de beperkingen van de diverse studiemethoden.

Een tweede probleem is wellicht dat in het onderwijssysteem de nadruk ligt op de inhoud van de stof en op het aanleren van vaardigheden om kritisch te denken. Er wordt maar weinig tijd uitgetrokken om de leerlingen bij te brengen hoe ze moeten leren. Het gevolg kan zijn dat leerlingen die op de basisschool en aan het begin van de middelbare school – wanneer ze intensief worden begeleid – aanvankelijk uitstekend presteren, maar later in de bovenbouw en op de universiteit in moeilijkheden komen – omdat daar van hen wordt verwacht dat ze zelf hun studie indelen.

Deze studiemethoden zijn geen wondermiddel. Ze werken alleen als de scholier gemotiveerd is en in staat ze te gebruiken. Toch denken wij dat bij een verstandige toepassing van deze methoden scholieren beter zullen presteren tijdens de les, bij examens en gedurende hun hele leven. (Uit Psyche&Brein, nr. 5, 2013).






Improving Students’ Learning With Effective Learning Techniques - John Dunlosky

Improving Students’ Learning With Effective Learning Techniques: Promising Directions From Cognitive and Educational Psychology

http://psi.sagepub.com/content/14/1/4.full.pdf+html?ijkey=Z10jaVH/60XQM&keytype=ref&siteid=sppsi

http://elephantsdontforget.com/files/brain-glue.pdf

Some students seem to breeze through their school years, whereas others struggle, putting them at risk for getting lost in our educational system and not reaching their full potential. Parents and teachers want to help students succeed, but there is little guidance on which learning techniques are the most effective for improving educational outcomes. This leads students to implement studying strategies that are often ineffective, resulting in minimal gains in performance. What then are the best strategies to help struggling students learn?
Fortunately for students, parents, and teachers, psychological scientists have developed and evaluated the effectiveness of a wide range of learning techniques meant to enhance academic performance. In this report, Dunlosky (Kent State University), Rawson (Kent State University), Marsh (Duke University), Nathan (University of Wisconsin–Madison), and Willingham (University of Virginia) review the effectiveness of 10 commonly used learning techniques.

The authors describe each learning technique in detail and discuss the conditions under which each technique is most successful. They also describe the students (age, ability level, etc.) for whom each technique is most useful, the materials needed to utilize each technique, and the specific skills each technique promotes. To allow readers to easily identify which methods are the most effective, the authors rate the techniques as having high, medium, or low utility for improving student learning.

Which learning techniques made the grade? According to the authors, some commonly used techniques, such as underlining, rereading material, and using mnemonic devices, were found to be of surprisingly low utility. These techniques were difficult to implement properly and often resulted in inconsistent gains in student performance. Other learning techniques such as taking practice tests and spreading study sessions out over time — known as distributed practice — were found to be of high utility because they benefited students of many different ages and ability levels and enhanced performance in many different areas.

The real-world guidance provided by this report is based on psychological science, making it an especially valuable tool for students, parents, and teachers who wish to promote effective learning. Although there are many reasons why students struggle in school, these learning techniques, when used properly, should help provide meaningful gains in classroom performance, achievement test scores, and many other tasks students will encounter across their lifespan.

dinsdag 29 september 2015

Verandermanagement volgens John Paul Kotter




Om een verandering succesvol te implementeren in een organisatie heeft John Paul Kotter acht succesfactoren voor veranderen opgesteld. Van belang is dat de acht factoren (fasen) in een logische volgorde en met de juiste precisie in acht worden genomen.

John Paul Kotter is een Amerikaans bedrijfskundige en emeritus hoogleraar organisatiekunde en veranderingsmanagement aan de Harvard-universiteit.


Fase
Toelichting
1

Create a sense of urgency

(creëren van urgentie)

De eerste stap is volgens John Kotter het belangrijkst. Door medewerkers de noodzaak en urgentie van de verandering in te laten zien, wordt er draagvlak gecreëerd. Een open, eerlijke en overtuigende dialoog is daarvoor noodzakelijk. Zo worden ze overtuigd van het belang van handelen. Dat kan bijvoorbeeld door potentiële bedreigingen met hen te bespreken en met hen te discussiëren over mogelijke oplossingen.

2

Create a guiding coalition

(leidende coalitie)

Het is goed om een projectgroep op te richten, die zich bezig houdt met de veranderingen die de organisatie wil doorvoeren. Deze groep leidt alle inspanningen en moedigt de medewerkers aan om mee te denken en mee te werken. Bij voorkeur wordt deze coalitie samengesteld uit medewerkers vanuit verschillende functies en posities, zodat alle medewerkers zich aan de groep kunnen optrekken en zich met de teamleden kunnen identificeren. Door het open karakter heeft de groep ook een klankbordfunctie, zodat er open communicatie mogelijk is.

3

Create a vision for change

(creëren van visie)

Door een goede visie helder te formuleren, wordt het voor iedereen duidelijk wat de organisatie binnen een afgesproken termijn wil bereiken. Daardoor worden veranderingen concreter en is er meer draagvlak om ze door te voeren. In de visie kunnen ideeën van medewerkers serieus worden meegenomen en verwerkt, zodat zij de visie sneller zullen accepteren. Door aan de vastgestelde visie strategieën te koppelen, helpt dat medewerkers om hun doelen te bereiken.

4

Communicate the vision

(draagvlak)

Het creëren van draagvlak en acceptatie van de nieuwe visie is het belangrijkste doel van stap 4. Dat wordt alleen bereikt door veel met medewerkers over de nieuwe visie te spreken en hun meningen, zorgen en angsten serieus te nemen. De nieuwe visie moet volledig in het gehele bedrijf worden opgenomen.

5

Remove obstacles

(mogelijke actie)

Voor acceptatie van de verandering op alle niveaus, is het belangrijk om obstakels die de visie kunnen ondermijnen, te veranderen of desnoods te verwijderen. Door de dialoog met alle medewerkers aan te gaan, wordt het duidelijk wie zich verzet tegen de verandering. Om de visie onder de medewerkers aan te moedigen, helpt het om hun ideeën door te voeren en mee te nemen in de verandering.

6

Create shortterm wins

(korte termijn successen)

Niets motiveert meer dan succes. Door binnen het veranderingsproces korte termijn doelstellingen op te stellen, wordt het voor medewerkers inzichtelijk wat er gebeurt. Als doelstellingen succesvol zijn afgerond, stimuleert dit medewerkers enorm om verder te bouwen. Door de medewerkers, die bij dicht bij het veranderingsproces staan te erkennen en te belonen, wordt het in alle lagen duidelijk dat het bedrijf een andere koers vaart.

7

Consolidate improvements

(nog niet loslaten)

Volgens John Kotter mislukken veel veranderingstrajecten, omdat er te snel van een overwinning wordt uitgegaan. Maar verandering is een langzaam proces en maakt onderdeel uit van de totale bedrijfscultuur. Snelle overwinningen zijn slechts het begin van de lange termijn verandering. Een organisatie moet daarom blijven zoeken naar verbeteringen. Na meerdere successen kan dan langzaamaan worden geconstateerd dat de verandering vruchten gaat afwerpen.

8

Anchor the changes

(borgen)

Pas wanneer een verandering deel uitmaakt van de kern van de organisatie, wordt het een onderdeel van de bedrijfscultuur. Dat gaat niet vanzelf. Normen en waarden moeten overeenkomen met de nieuwe visie en het gedrag van medewerkers moet hier automatisch op aansluiten. Medewerkers moeten de verandering blijven ondersteunen. Regelmatige evaluatie en gesprekken over de voortgang, helpen bij het consolideren van de verandering.


De vier elementen van leiderschap


De sleutel voor het ideale leiderschap is te vinden in de combinatie van vier elementen (Stoker & Kolk, 2003):

WAT?
Activiteiten waarmee een leidinggevende zich bezighoudt.

HOE?
Stijl van leidinggeven.

WAARMEE?
Eigenschappen van een leidinggevende.

WAAROM?
Motieven van een leidinggevende om leiding te willen geven.