woensdag 3 december 2014

Taxonomie van Bloom

De onderstaande indeling staat bekend onder Taxonomie van Bloom en verdeelt het
cognitieve domein in een aantal leerdoelen die oplopen van simpel tot complex.



Lagere orde vragen zijn vragen die een beroep doen op onthouden, begrijpen en (deels) toepassen.

Geschikt voor:

- Evalueren van de voorbereiding en het begrip van leerlingen
- Vaststellen van de sterktes en zwaktes van leerlingen
- Herhalen en samenvatten van gegeven informatie

Lagere orde denken
Niveau 1 – Onthouden

Definitie: Het kunnen ophalen van adequate informatie. Dit kan variëren van feiten tot complete theorieën.

Informatie herinneren. Herkennen, beschrijven, benoemen.


- Opslaan en ophalen van informatie (herkennen)
- Kennis van data, gebeurtenissen, plaatsen
- Kennis van belangrijkste ideeën
- Beheersing van een inhoudelijk onderwerp


Leerdoelen:
- Kent basisbegrippen
- Kent specifieke feiten
- Kent methoden en procedures
- Kent basisprincipes

Formulering van vragen /opdrachten:
benoem, definieer, beschrijf, toon, identificeer, verzamel, onderzoek, wie, wat, wanneer, etc.

• Wat gebeurde er na...?

• Hoeveel...?
• Wat is...?
• Wie was het die...?
• Benoem ...?
• Wat is de definitie van…?
• Beschrijf de manier waarop…?
• Wie ...?
• Wat is goed / fout...?

Voorbeeldvraag bij het onderdeel Onthouden - Hoeveel is de oppervlakte van rechthoek met

zijden 3 en 8?


Lagere orde denken
Niveau 2 – Begrijpen

Definitie: De vaardigheid om adequate betekenis te geven aan informatie.

Ideeën of concepten uitleggen. Interpreteren, samenvatten, hernoemen, classificeren, uitleggen.


- Begrijpen van informatie (kennen)
- Betekenis geven aan informatie
- Vertalen van kennis naar nieuwe context
- Interpreteren, vergelijken (overeenkomsten en verschillen) van feiten
- Ordenen, groeperen, afleiden van oorzaken
- Voorspellen van gevolgen


Leerdoelen:
- Begrijpt feiten en principes
- Interpreteert verbaal materiaal
- Interpreteert schema’s en grafieken
- Vertaalt verbaal materiaal in formules
- Voorspelt toekomstige gevolgen op basis van data

Formulering van vragen / opdrachten:
vat samen, beschrijf, bespreek, interpreteer, formuleer conclusies, contrasteer, voorspel, leg verbanden, onderscheid, werk uit voor verschillende doelgroepen, werk uit voor een andere context, maak een inschatting.

• Kun je uitleggen waarom…?

• Kun je in je eigen woorden beschrijven…?
• Hoe verklaar je…?
• Kun je een samenvatting geven van...?
• Wat denk je dat er vervolgens zal gebeuren...?
• Wie zal volgens jou...?
• Wat is de hoofdgedachte achter...?
• Kun je verduidelijken…?
• Kun je… illustreren met een voorbeeld?

Voorbeeldvraag bij het onderdeel Begrijpen - Wat moet de andere zijde zijn wanneer de ene zijde is 8 en de oppervlakte 24m2?


Lagere orde denken
Niveau 3 – Toepassen

Definitie: De vaardigheid om kennis in nieuwe en concrete situaties toe te passen.

Informatie in een andere context gebruiken. Bewerkstelligen, uitvoeren, gebruiken, toepassen.


- Gebruiken van kennis
- Toepassen van methoden, concepten, theorieën in nieuwe situaties
- Oplossen van problemen met gebruik van noodzakelijke kennis of vaardigheden


Leerdoelen:
- Past concepten en principes toe in nieuwe situaties
- Past wetten en theorieën toe in praktische situaties
- Demonstreert correct gebruik van een methode of procedure


Formulering van vragen /opdrachten:
pas toe, demonstreer, bereken, vul aan, illustreer, toon, los op, onderzoek, pas aan, verander, relateer, classificeer, experimenteer

• Weet je nog een andere situatie waarin…?

• Kun je…categoriseren volgens…?
• Welke factoren zullen veranderen als…?
• Welke vragen zou je stellen aan…?
• Kun je aan de hand van de gegeven informatie een instructie geven over…?

Voorbeeldvraag bij het onderdeel Toepassen - Welke rechthoeken zijn mogelijk bij een oppervlakte van 24m2?


Hogere orde vragen zijn de vragen waarbij voor het antwoord de vaardigheden voor

analyseren, evalueren of creëren nodig zijn

Geschikt voor:

- Stimuleren om verder en kritischer na te denken
- Stimuleren van het probleemoplossend denkvermogen
- Ontlokken van discussie
- Stimuleren om zelfstandig op zoek te gaan naar informatie

Hogere 
orde denken
Niveau 4 – Analyseren

Definitie: De vaardigheid om informatie op te delen in onderdelen zodat de
(organisatorische) structuur kan worden begrepen en bestudeerd.

Informatie in stukken opdelen om de verbanden en relaties te onderzoeken.

Vergelijken, organiseren, uit elkaar halen, ondervragen, vinden.


- Patronen herkennen
- Organisatie van onderdelen
- Herkennen van verborgen betekenissen
- Identificatie van samenstellende elementen


Leerdoelen:
- Herkent onuitgesproken aannames
- Herkent fouten in de logica van redeneringen
- Onderscheidt feiten van gevolgtrekkingen
- Evalueert de relevantie van informatie


Formulering van vragen /opdrachten:
analyseer, scheid, orden, leg uit, verbind, classificeer, deconstrueer,
construeer, vergelijk, selecteer, leid af.

• Welke gebeurtenis zou niet gebeurd zijn als…?

• Als … waar is, wat betekent dat dan voor …?
• Op welke manier is … hetzelfde als ...?
• Wat zijn andere mogelijke uitkomsten?
• Waarom gebeurde…?
• Kun je uitleggen wat er gebeurde toen...?
• Welke problemen kom je tegen bij...?
• Kun je onderscheid maken tussen… en ...?
• Wat waren de motieven voor ..?
• Wat was het keerpunt?

Voorbeeldvraag bij het onderdeel Analyseren - Welke verschillen zie je tussen rechthoeken met een oppervlakte van 24 m2?


Hogere orde denken
Niveau 5 – Evalueren

Definitie: De vaardigheid om de waarde van iets (literatuur, onderzoeksrapport,
presentatie etc.) te kunnen beoordelen in relatie tot een bepaald doel. Het oordeel is gebaseerd op (al dan niet door de student zelf geformuleerde) criteria.

Motiveren of rechtvaardigen van een besluit of gebeurtenis. Controleren, hypothetiseren, bekritiseren, experimenteren, beoordelen.



- Ideeën vergelijken en van elkaar onderscheiden
- Inschatten van de waarde van theorieën, beroepsproducten
- Maken van beargumenteerde keuzes
- Verifiëren van de waarde van bewijzen
- Herkennen van subjectiviteit


Leerdoelen:
Leerdoelen bevatten elementen van alle andere categorieën plus bewuste
waardeoordelen, gebaseerd op duidelijk gedefinieerde criteria
- Beoordeelt de logische consistentie van geschreven materiaal
- Beoordeelt de adequaatheid van de onderbouwing van conclusies


Formulering van vragen / opdrachten:
beoordeel, beslis, orden, geef een cijfer, toets, meet, geef een aanbeveling, overtuig, selecteer, leg uit, maak een onderscheid, ondersteun, concludeer, vergelijk, vat samen.

• Is er een betere oplossing voor...?

• Beoordeel de waarde van... Wat vind je er van...?
• Verdedig je mening over...?
• Vind je … goed of fout?
• Hoe zou jij ... hebben aangepakt?
• Welke veranderingen voor … raad jij aan?
• Geloof jij … Hoe zou jij je voelen als ..?
• Hoe effectief zijn. ..?
• Wat zijn de consequenties van..?
• Welke invloed zal … hebben op ons leven?
• Wat zijn de voors en tegens van ....?
• Waarom is … waardevol?
• Wat zijn mogelijke alternatieven?
• Wie zal winnen / verliezen bij …?

Voorbeeldvraag bij het onderdeel Evalueren - Is de omtrek altijd gelijk bij verschillende rechthoeken met een oppervlakte van 24 m2?


Hogere orde denken
Niveau 6 – Creëren

Definitie: De vaardigheid om met behulp van het geleerde nieuwe ideeën, oplossingen, producten te ontwikkelen.

Nieuwe ideeën, producten of gezichtspunten genereren. Ontwerpen, maken, plannen, produceren, uitvinden, bouwen.



- Gebruikt bestaande ideeën om nieuwe te creëren
- Generaliseren op basis van wat bekend is
- Multidisciplinaire toepassing; relateren van kennis uit verschillende disciplines
- Voorspellen, conclusies trekken


Leerdoelen:
Leerdoelen op dit gebied benadrukken creatief gedrag, met nadruk op het formuleren van nieuwe patronen of structuren.
- Verzint een oplossing
- Stelt een onderzoeksvoorstel op
- Doet een uitvinding


Formulering van vragen /opdrachten:
combineer, plan, ontwerp, maak, ontwikkel, onderzoek, wat als?, stel op, formuleer, herschrijf.

• Kun je een ...ontwerpen, waarmee...?

• Zie je een mogelijke oplossing voor...?
• Als je toegang had tot alle informatie en middelen,
wat zou je dan doen met...?
• Ontwerp je eigen manier om...?
• Wat zou gebeuren als ...?
• Op hoeveel manieren kun je...?
• Kun je nieuwe en ongebruikelijke manieren
verzinnen om ... te gebruiken?
• Kun je een voorstel schrijven waarmee je...?

Voorbeeldvraag bij het onderdeel Creëren - Bedenk een rechthoek waarbij oppervlakte is 24 m2 en omtrek is 24 m.



Lagere orde en hogere orde vragen


Lagere orde vragen

Hogere orde vragen

Lagere orde vragen zijn vragen die een beroep doen op onthouden, begrijpen en (deels) toepassen.


Hogere orde vragen zijn de vragen waarbij voor het antwoord de vaardigheden voor
analyseren, evalueren of creëren nodig zijn


Geschikt voor:
- Evalueren van de voorbereiding en het begrip van leerlingen
- Vaststellen van de sterktes en zwaktes van leerlingen
- Herhalen en samenvatten van gegeven informatie



Geschikt voor:
- Stimuleren om verder en kritischer na te denken
- Stimuleren van het probleemoplossend denkvermogen
- Ontlokken van discussie
- Stimuleren om zelfstandig op zoek te gaan naar informatie